rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
se virar
Ela tem que se virar com pouco dinheiro.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
evitar
Ele precisa evitar nozes.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
descobrir
Os marinheiros descobriram uma nova terra.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
atropelar
Um ciclista foi atropelado por um carro.