omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
omhels
Die moeder omhels die baba se klein voetjies.
knippen
De kapper knipt haar haar.
sny
Die haarkapper sny haar hare.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
behoort
My vrou behoort aan my.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
weggooi
Hy trap op ’n weggegooide piesangskil.