Woordenlijst

Leer bijwoorden – Noors

om morgenen
Jeg må stå opp tidlig om morgenen.
‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.
bort
Han bærer byttet bort.
weg
Hij draagt de prooi weg.
veldig
Barnet er veldig sultent.
erg
Het kind is erg hongerig.
for mye
Arbeidet blir for mye for meg.
te veel
Het werk wordt me te veel.
allerede
Han er allerede i søvn.
al
Hij slaapt al.
nesten
Tanken er nesten tom.
bijna
De tank is bijna leeg.
snart
En forretningsbygning vil snart bli åpnet her.
binnenkort
Hier wordt binnenkort een commercieel gebouw geopend.
for mye
Han har alltid jobbet for mye.
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
når som helst
Du kan ringe oss når som helst.
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
om morgenen
Jeg har mye stress på jobben om morgenen.
‘s ochtends
‘s Ochtends heb ik veel stress op het werk.
ned
Han faller ned ovenfra.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
ganske
Hun er ganske slank.
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.