Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

fortælle
Hun fortæller hende en hemmelighed.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
bygge
Hvornår blev Den Kinesiske Mur bygget?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
klippe ud
Figurerne skal klippes ud.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
glemme
Hun har nu glemt hans navn.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
forbedre
Hun ønsker at forbedre sin figur.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
brænde
Der brænder en ild i pejsen.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
løbe
Atleten løber.
rennen
De atleet rent.
introducere
Han introducerer sin nye kæreste for sine forældre.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
vende
Hun vender kødet.
draaien
Ze draait het vlees.
løbe ud
Hun løber ud med de nye sko.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
bruge
Vi bruger gasmasker i ilden.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
vende tilbage
Bumerangen vendte tilbage.
terugkomen
De boemerang kwam terug.