Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

afhænge
Han er blind og afhænger af ekstern hjælp.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
tage tilbage
Apparatet er defekt; forhandleren skal tage det tilbage.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
foretrække
Vores datter læser ikke bøger; hun foretrækker sin telefon.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
udøve
Hun udøver et usædvanligt erhverv.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
beskytte
En hjelm skal beskytte mod ulykker.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
efterlade stående
I dag skal mange efterlade deres biler stående.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
drive
Cowboysene driver kvæget med heste.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
gå konkurs
Virksomheden vil sandsynligvis gå konkurs snart.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
påvirke
Lad dig ikke påvirke af andre!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
misse
Han missede sømmet og skadede sig selv.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
bruge
Vi bruger gasmasker i ilden.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
kramme
Han krammer sin gamle far.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.