Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

öffnen
Kannst du bitte diese Dose für mich öffnen?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
beanspruchen
Mein Enkelkind beansprucht mich sehr.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
erwarten
Meine Schwester erwartet ein Kind.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
vorübergehen
Die Zeit des Mittelalters ist vorübergegangen.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
ertragen
Sie kann die Schmerzen kaum ertragen!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
vorweisen
Ich kann ein Visum in meinem Pass vorweisen.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
eintreten
Treten Sie ein!
binnenkomen
Kom binnen!
vergehen
Die Zeit vergeht manchmal langsam.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
geschehen
Im Traum geschehen komische Dinge.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
kapieren
Endlich habe ich die Aufgabe kapiert!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
wenden
Sie wendet das Fleisch.
draaien
Ze draait het vlees.
erstellen
Er hat ein Modell für das Haus erstellt.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.