Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

gå konkurs
Virksomheden vil sandsynligvis gå konkurs snart.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
svare
Eleven svarer på spørgsmålet.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
underskrive
Han underskrev kontrakten.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
foreslå
Kvinden foreslår noget til sin veninde.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
åbne
Festivalen blev åbnet med fyrværkeri.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
stå
Bjergbestigeren står på toppen.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
blande
Forskellige ingredienser skal blandes.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
samle op
Vi skal samle alle æblerne op.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
dreje
Du må gerne dreje til venstre.
draaien
Je mag naar links draaien.
iværksætte
De vil iværksætte deres skilsmisse.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
køre tilbage
Moderen kører datteren hjem igen.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
råbe
Hvis du vil høres, skal du råbe din besked højt.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.