Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cause
Sugar causes many diseases.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
forget
She doesn’t want to forget the past.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
swim
She swims regularly.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
cancel
The contract has been canceled.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
jump out
The fish jumps out of the water.
uitspringen
De vis springt uit het water.
understand
One cannot understand everything about computers.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
guess
You have to guess who I am!
raden
Je moet raden wie ik ben!
go by train
I will go there by train.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
turn off
She turns off the alarm clock.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
forgive
I forgive him his debts.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
pass
The students passed the exam.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
decipher
He deciphers the small print with a magnifying glass.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.