Woordenlijst
Grieks – Werkwoorden oefenen
wandelen
De groep wandelde over een brug.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
serveren
De ober serveert het eten.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.