Woordenlijst
Grieks – Werkwoorden oefenen
schrijven
Hij schrijft een brief.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
doden
Ik zal de vlieg doden!
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.