Woordenlijst
Grieks – Werkwoorden oefenen
trainen
De hond wordt door haar getraind.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
spellen
De kinderen leren spellen.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
schrijven
Hij schrijft een brief.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.