Woordenlijst
Kannada – Werkwoorden oefenen
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
serveren
De ober serveert het eten.
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
overnachten
We overnachten in de auto.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.