Woordenlijst

Thai – Werkwoorden oefenen

overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.