Woordenlijst

Thai – Werkwoorden oefenen

bidden
Hij bidt in stilte.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
trouwen
Het stel is net getrouwd.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.