Testen 1



Datum:
Tijd besteed aan testen::
Score:


Sun Mar 16, 2025

0/10

Klik op een woord
1. een
2. ik en jij
y tú   See hint
3. een, twee, drie
, dos, tres   See hint
4. Het kind houdt van chocolademelk en appelsap.
niño / A la niña le gustan el cacao y el zumo de manzana.   See hint
5. De afwas is vuil.
La vajilla sucia.   See hint
6. Ik wil graag naar de luchthaven.
Me gustaría ir al ,   See hint
7. Houd je van varkensvlees?
¿Te gusta carne de cerdo?   See hint
8. Waar is de bushalte?
¿Dónde está la parada del ,   See hint
9. Waar is het kasteel?
¿Dónde el castillo?   See hint
10. Neem zonnecrême mee.
Lleva crema contigo .   See hint