Ordforråd

Lær adverb – nederlandsk

in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
inn
Går han inn eller ut?
net
Ze is net wakker geworden.
nettopp
Hun våknet nettopp.
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
igjen
De møttes igjen.
veel
Ik lees inderdaad veel.
mye
Jeg leser faktisk mye.
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
ingensteder
Disse sporene fører til ingensteder.
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.
før
Hun var fetere før enn nå.
ook
De hond mag ook aan tafel zitten.
også
Hunden får også sitte ved bordet.
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
lenge
Jeg måtte vente lenge i venterommet.
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
noen gang
Har du noen gang mistet alle pengene dine i aksjer?
een beetje
Ik wil een beetje meer.
litt
Jeg vil ha litt mer.
eerst
Veiligheid komt eerst.
først
Sikkerhet kommer først.
uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.
ut
Han vil gjerne komme ut av fengselet.