Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
voorberei
’n Heerlike ontbyt is voorberei!
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
bestuur
Wie bestuur die geld in jou gesin?
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
skree
As jy gehoor wil word, moet jy jou boodskap hard skree.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
ontdek
Die seemanne het ’n nuwe land ontdek.
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.
verbaas
Sy was verbaas toe sy die nuus ontvang het.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
verf
Hy verf die muur wit.
activeren
De rook activeerde het alarm.
aktiveer
Die rook het die alarm geaktiveer.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
weggee
Sy gee haar hart weg.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
trou
Minderjariges mag nie trou nie.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
gebruik
Sy gebruik daagliks skoonheidsprodukte.
wachten
Ze wacht op de bus.
wag
Sy wag vir die bus.
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
terugkry
Ek het die kleingeld teruggekry.