Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
proći pored
Dvoje prolaze jedno pored drugog.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
prevesti
On može prevesti između šest jezika.
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
razumjeti
Ne mogu te razumjeti!
wachten
We moeten nog een maand wachten.
čekati
Još moramo čekati mjesec dana.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
trčati prema
Djevojčica trči prema svojoj majci.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
oporezivati
Tvrtke se oporezuju na različite načine.
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
ukloniti
Kako se može ukloniti fleka od crnog vina?
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
povezati
Ovaj most povezuje dvije četvrti.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
paziti
Naš sin jako pazi na svoj novi automobil.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
prevazići
Sportisti prevazilaze vodopad.
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
trebati ići
Hitno mi treba odmor; moram ići!
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
gledati
Svi gledaju u svoje telefone.