Vocabulary

Learn Adverbs – Dutch

samen
De twee spelen graag samen.
together
The two like to play together.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
often
Tornadoes are not often seen.
samen
We leren samen in een kleine groep.
together
We learn together in a small group.
alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.
all
Here you can see all flags of the world.
gratis
Zonne-energie is gratis.
for free
Solar energy is for free.
links
Aan de linkerkant zie je een schip.
left
On the left, you can see a ship.
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
in
Is he going in or out?
een beetje
Ik wil een beetje meer.
a little
I want a little more.
in
Ze springen in het water.
into
They jump into the water.
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
long
I had to wait long in the waiting room.
‘s ochtends
‘s Ochtends heb ik veel stress op het werk.
in the morning
I have a lot of stress at work in the morning.
correct
Het woord is niet correct gespeld.
correct
The word is not spelled correctly.