Vortprovizo

Lernu Verbojn – nederlanda

draaien
Ze draait het vlees.
turni
Ŝi turnas la viandon.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
redukti
Mi nepre bezonas redukti miajn hejtajn kostojn.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
forigi
La estro forigis lin.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
interkonekti
Ĉiuj landoj sur Tero estas interkonektitaj.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
konekti
Ĉi tiu ponto konektas du najbarecojn.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
resumi
Vi devas resumi la ĉefajn punktojn el ĉi tiu teksto.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
miksi
Ŝi miksas fruktan sukon.
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
koni
Ŝi ne konas elektrecon.
wachten
Ze wacht op de bus.
atendi
Ŝi atendas la buson.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
bati
En marciaj artoj, vi devas povi bone bati.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
servi
La ĉefkuiristo hodiaŭ mem servas al ni.
verlaten
De man vertrekt.
forlasi
La viro forlasas.