Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

handel
Mense handel in gebruikte meubels.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
trou
Die paartjie het pas getrou.
trouwen
Het stel is net getrouwd.
slaan
Ouers moenie hul kinders slaan nie.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
luister
Hy luister na haar.
luisteren
Hij luistert naar haar.
druk
Hy druk die knoppie.
drukken
Hij drukt op de knop.
brand
Hy het ’n lucifer gebrand.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
beweeg
Dit is gesond om baie te beweeg.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
begin
Skool begin nou net vir die kinders.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
wil hê
Hy wil te veel hê!
willen
Hij wil te veel!
binnegaan
Die skip gaan die hawe binne.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
beperk
Gedurende ’n dieet moet jy jou voedselinname beperk.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
opsom
Jy moet die sleutelpunte van hierdie teks opsom.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.