Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

uitgee
Die uitgewer gee hierdie tydskrifte uit.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
beloon
Hy is met ’n medalje beloon.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
lewer kommentaar
Hy lewer elke dag kommentaar oor politiek.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
oorskry
Wale oorskry alle diere in gewig.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
uitlaat
Jy kan die suiker in die tee uitlaat.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
deurkom
Die water was te hoog; die vragmotor kon nie deurkom nie.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
koop
Hulle wil ’n huis koop.
kopen
Ze willen een huis kopen.
stuur
Ek stuur vir jou ’n brief.
sturen
Ik stuur je een brief.
ontmoet
Die vriende het ontmoet vir ’n gesamentlike ete.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
voor laat
Niemand wil hom voor by die supermark kassapunt laat gaan nie.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
optel
Ons moet al die appels optel.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
opsom
Jy moet die sleutelpunte van hierdie teks opsom.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.