ontmoet
Die vriende het ontmoet vir ’n gesamentlike ete.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
voor laat
Niemand wil hom voor by die supermark kassapunt laat gaan nie.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
optel
Ons moet al die appels optel.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
opsom
Jy moet die sleutelpunte van hierdie teks opsom.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.