hraniti
Djeca hrane konja.
voeden
De kinderen voeden het paard.
povećati
Populacija se znatno povećala.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
utjecati
Ne dajte da vas drugi utječu!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
krenuti
Kada se svjetlo promijenilo, automobili su krenuli.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.