Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

kunpensi
Vi devas kunpensi en kartludoj.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
senti
Li ofte sentas sin sola.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
ordoni
Li ordonas sian hundon.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
bruli
Fajro brulas en la kameno.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
pensi
Kiun vi pensas estas pli forta?
denken
Wie denk je dat sterker is?
interkonekti
Ĉiuj landoj sur Tero estas interkonektitaj.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
okazi
Io malbona okazis.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
veturi
La aŭtoj veturas cirklaŭe.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
esperi
Multaj esperas pri pli bona estonteco en Eŭropo.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
kunigi
La lingva kurso kunigas studentojn el ĉiuj mondpartoj.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
voli eliri
La infano volas eliri.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
alkuri
La knabino alkuras al sia patrino.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.