infectar-se
Ela se infectou com um vírus.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
confirmar
Ela pôde confirmar a boa notícia ao marido.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
monitorar
Tudo aqui é monitorado por câmeras.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
testar
O carro está sendo testado na oficina.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.