Woordenlijst

Leer werkwoorden – Arabisch

انتظر
هي تنتظر الحافلة.
antazir
hi tantazir alhafilata.
wachten
Ze wacht op de bus.
يفضل اللعب
الطفل يفضل اللعب وحده.
yufadil allaeib
altifl yufadil allaeib wahdahu.
spelen
Het kind speelt liever alleen.
يقيم
هو يقيم أداء الشركة.
yuqim
hu yuqim ‘ada‘ alsharikati.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
تضرب
تضرب الكرة فوق الشبكة.
tudrab
tudrib alkurat fawq alshabakati.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
تخرج
هي تخرج من السيارة.
takhruj
hi takhruj min alsayaarati.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
يكره
الصبيان الاثنان يكرهان بعضهما البعض.
yakrah
alsibyan aliathnan yakrahan baedahuma albaeda.
haten
De twee jongens haten elkaar.
استقال
استقال من وظيفته.
astaqal
astaqal min wazifatihi.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
عرض
يمكنني عرض تأشيرة في جواز سفري.
eard
yumkinuni eard tashirat fi jawaz sifiri.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
وافق
الجيران لم يتفقوا على اللون.
wafaq
aljiran lam yatafiquu ealaa alluwn.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
عمل
الدراجة النارية معطلة؛ لم تعد تعمل.
eamil
aldaraajat alnaariat mueatalatun; lam taeud taemal.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
اختارت
اختارت تفاحة.
akhtarat
akhtarat tufaahatan.
plukken
Ze plukte een appel.
يشير
المعلم يشير إلى المثال على السبورة.
yushir
almuealim yushir ‘iilaa almithal ealaa alsabuwrati.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.