Woordenlijst

Leer werkwoorden – Slovaaks

opraviť
Chcel opraviť kábel.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
odoslať
Tento balík bude čoskoro odoslaný.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
pripraviť
Je pripravená skvelá raňajky!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
orezať
Látka sa orezáva na mieru.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
pozerať sa
Dlho sa na seba pozerali.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
určiť
Dátum sa určuje.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
stavať
Kedy bola postavená Veľká čínska múr?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
plynúť
Čas niekedy plynie pomaly.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
rozlúčiť sa
Žena sa rozlúči.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.
oženiť sa
Mladiství sa nesmú oženiť.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
dávať pozor
Treba dávať pozor na dopravné značky.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
zraziť
Cyklistu zrazil automobil.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.