Woordenlijst

Leer werkwoorden – Sloveens

priti
Vesel sem, da si prišel!
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
vrniti se
Sam se ne more vrniti nazaj.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
zavzeti se
Dva prijatelja se vedno želita zavzeti drug za drugega.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
uleči se
Bili so utrujeni in so se ulegli.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
ljubiti
Resnično ljubi svojega konja.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
sklicevati
Učitelj se sklicuje na primer na tabli.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
lagati
Včasih je v sili treba lagati.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
oslepeti
Možakar z značkami je oslepel.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
izgubiti se
Danes sem izgubil ključ!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
potovati okoli
Veliko sem potoval po svetu.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
sedeti
V sobi sedi veliko ljudi.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
strinjati se
Sosedi se niso mogli strinjati glede barve.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.