Woordenlijst

Leer werkwoorden – Catalaans

rentar
No m’agrada rentar els plats.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
portar de tornada
La mare porta la filla de tornada a casa.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
donar
Què li va donar el seu nòvio pel seu aniversari?
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
gastar diners
Hem de gastar molts diners en reparacions.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
exigir
Ell va exigir una compensació a la persona amb qui va tenir un accident.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
omitir
Pots omitir el sucre al te.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
estar situat
Allà hi ha el castell - està just davant!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
construir
Quan va ser construïda la Gran Muralla de la Xina?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
suportar
Ella gairebé no pot suportar el dolor!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
pensar conjuntament
Has de pensar conjuntament en els jocs de cartes.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
perdre
Ella va perdre una cita important.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
deixar anar
No has de deixar anar el manillar!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!