Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

bring by
The pizza delivery guy brings the pizza by.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
surpass
Whales surpass all animals in weight.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
choose
It is hard to choose the right one.
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
fire
The boss has fired him.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
keep
You can keep the money.
houden
Je mag het geld houden.
stand up
She can no longer stand up on her own.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
move in together
The two are planning to move in together soon.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
avoid
He needs to avoid nuts.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
feel
She feels the baby in her belly.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
arrive
He arrived just in time.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
hope
Many hope for a better future in Europe.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
throw away
He steps on a thrown-away banana peel.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.