Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

taste
This tastes really good!
smaken
Dit smaakt echt goed!
speak
One should not speak too loudly in the cinema.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
make a mistake
Think carefully so you don’t make a mistake!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
agree
The neighbors couldn’t agree on the color.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
persuade
She often has to persuade her daughter to eat.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
contain
Fish, cheese, and milk contain a lot of protein.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
leave
Tourists leave the beach at noon.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
bring by
The pizza delivery guy brings the pizza by.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
check
The dentist checks the patient’s dentition.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
follow
My dog follows me when I jog.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
travel
We like to travel through Europe.
reizen
We reizen graag door Europa.
understand
One cannot understand everything about computers.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.