visit
She is visiting Paris.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
sound
Her voice sounds fantastic.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
call
The boy calls as loud as he can.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
demand
He demanded compensation from the person he had an accident with.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.