Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

jagama
Meil tuleb õppida oma rikkust jagama.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
tühistama
Ta kahjuks tühistas koosoleku.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
kaitsma
Kiiver peaks kaitsma õnnetuste eest.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
värvima
Ta värvib seina valgeks.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
peatuma
Taksod on peatuses peatunud.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
teatama
Ta teatab skandaalist oma sõbrale.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
rõõmustama
Värav rõõmustab Saksa jalgpallifänne.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
tagasi keerama
Varsti peame kella jälle tagasi keerama.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
saatma
Koer saadab neid.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
asuma
Pärl asub kestas.
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
saama
Nad on saanud heaks meeskonnaks.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
uuendama
Tänapäeval pead pidevalt oma teadmisi uuendama.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.