Woordenlijst

Leer werkwoorden – Lets

izdoties
Šoreiz tas neizdevās.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
aklot
Vīrietis ar nozīmēm aklots.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
ļaut priekšā
Nekā grib ļaut viņam iet priekšā veikala kasi.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
nākt pie tevis
Veiksme nāk pie tevis.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
apmeklēt
Vecs draugs viņu apmeklē.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
eksistēt
Dinozauri vairs šodien neeksistē.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
interesēties
Mūsu bērns ļoti interesējas par mūziku.
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
raudāt
Bērns vannā raud.
huilen
Het kind huilt in het bad.
jāiet
Man steidzami vajag atvaļinājumu; man jāiet!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
nonākt
Kā mēs nonācām šajā situācijā?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
domāt
Viņai vienmēr ir jādomā par viňu.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
skatīties
Visi skatās uz saviem telefoniem.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.