Woordenlijst

Leer werkwoorden – Hebreeuws

לא יכולה להחליט
היא לא יכולה להחליט אילו נעליים ללבוש.
la ykvlh lhhlyt
hya la ykvlh lhhlyt aylv n’elyym llbvsh.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
התכחשו
הרבה חיות התכחשו היום.
htkhshv
hrbh hyvt htkhshv hyvm.
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
לקבל תעודת כחולה
הוא צריך לקבל תעודת כחולה מהרופא.
lqbl t’evdt khvlh
hva tsryk lqbl t’evdt khvlh mhrvpa.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
הכיסה
היא הכיסה את הלחם בגבינה.
hkysh
hya hkysh at hlhm bgbynh.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
השלימו
הם השלימו את המשימה הקשה.
hshlymv
hm hshlymv at hmshymh hqshh.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
להדליק
הדלק את הטלוויזיה!
lhdlyq
hdlq at htlvvyzyh!
aanzetten
Zet de TV aan!
מנקה
היא מנקה את המטבח.
mnqh
hya mnqh at hmtbh.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
להתייחס
המורה מתייחסת לדוגמה על הלוח.
lhtyyhs
hmvrh mtyyhst ldvgmh ’el hlvh.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
קטפנו
קטפנו הרבה יין.
qtpnv
qtpnv hrbh yyn.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
לשקר
הוא משקר לעתים קרובות כשהוא רוצה למכור משהו.
lshqr
hva mshqr l’etym qrvbvt kshhva rvtsh lmkvr mshhv.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
לטעות
תחשוב היטב כדי שלא תטעה!
lt’evt
thshvb hytb kdy shla tt’eh!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
לקפוץ מעל
האתלט חייב לקפוץ מעל המכשול.
lqpvts m’el
hatlt hyyb lqpvts m’el hmkshvl.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.