Woordenlijst

Leer werkwoorden – Hebreeuws

לעבור
הזמן לפעמים עובר לאט.
l’ebvr
hzmn lp’emym ’evbr lat.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
לשקר
לפעמים צריך לשקר במצב חירום.
lshqr
lp’emym tsryk lshqr bmtsb hyrvm.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
לדבר רע
הכיתה מדברת רע עליה.
ldbr r’e
hkyth mdbrt r’e ’elyh.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
משתמשת
היא משתמשת במוצרי קוסמטיקה כל יום.
mshtmsht
hya mshtmsht bmvtsry qvsmtyqh kl yvm.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
לקפוץ
הוא קפץ למים.
lqpvts
hva qpts lmym.
springen
Hij sprong in het water.
מוצא
אני מוצא את דרכי היטב במבוך.
mvtsa
any mvtsa at drky hytb bmbvk.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
לצפות
הילדים תמיד מצפים לשלג.
ltspvt
hyldym tmyd mtspym lshlg.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
הועסק
המועמד הועסק.
hv’esq
hmv’emd hv’esq.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
לפנות
אתה יכול לפנות שמאלה.
lpnvt
ath ykvl lpnvt shmalh.
draaien
Je mag naar links draaien.
מנהיג
הקאובויז מנהיגים את הבקר באמצעות סוסים.
mnhyg
hqavbvyz mnhygym at hbqr bamts’evt svsym.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
להצטרך
אני צריך חופשה באופן דחוף; אני חייב ללכת!
lhtstrk
any tsryk hvpshh bavpn dhvp; any hyyb llkt!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
לברוח
החתול שלנו ברח.
lbrvh
hhtvl shlnv brh.
weglopen
Onze kat is weggelopen.