لغت

یادگیری افعال – هلندی

verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
زدن
او در تنیس حریف خود را زد.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
نظر دادن
او هر روز در مورد سیاست نظر می‌دهد.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
آماده کردن
آنها یک وعده غذایی لذیذ آماده می‌کنند.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
صحبت کردن
او می‌خواهد با دوست خود صحبت کند.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
لغو شدن
پرواز لغو شده است.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
استفاده کردن
او روزانه از محصولات آرایشی استفاده می‌کند.
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
شکست خوردن
سگ ضعیف‌تر در جنگ شکست می‌خورد.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
کاوش کردن
انسان‌ها می‌خواهند کره مریخ را کاوش کنند.
walgen van
Ze walgde van spinnen.
تنفر داشتن
او از عناکبوت تنفر دارد.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
سوار شدن
بچه‌ها دوست دارند روی دوچرخه یا اسکوتر سوار شوند.
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
انتخاب کردن
انتخاب کردن آن یکی درست سخت است.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
آسیب دیدن
در تصادف، دو ماشین آسیب دیدند.