Woordenlijst

Leer werkwoorden – Bosnisch

iznajmljivati
On iznajmljuje svoju kuću.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
pratiti
Pilići uvijek prate svoju majku.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
voziti se
Nakon kupovine, njih dvoje voze se kući.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
tjera
Kauboji tjera stoku s konjima.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
ažurirati
Danas morate stalno ažurirati svoje znanje.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
procijeniti
On procjenjuje učinak firme.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
prekriti
Dijete prekriva svoje uši.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
nadati se
Mnogi se nadaju boljoj budućnosti u Europi.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
čuvati
Novac čuvam u noćnom ormariću.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
objasniti
Deda objašnjava svijet svom unuku.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
opteretiti
Uredski posao je jako opterećuje.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
koristiti
Čak i mala djeca koriste tablete.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.