Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

trejni
Profesiaj atletoj devas trejni ĉiutage.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
detranchi
La formoj devas esti detranchitaj.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
batali
La fajrobrigado batalas la fajron el la aero.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
etendi
Li etendas siajn brakojn larĝe.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
funkcii
La motorciklo estas rompita; ĝi ne plu funkcias.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
transporti
Ni transportas la biciklojn sur la tegmento de la aŭto.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
proksimiĝi
La helikoj proksimiĝas unu al la alia.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
soni
Ŝia voĉo sonas fantaste.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
purigi
Ŝi purigas la kuirejon.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
paroli al
Iu devus paroli al li; li estas tiel soleca.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
ricevi reen
Mi ricevis la restmonon reen.
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
tranĉi
La harstilisto tranĉas ŝian hararon.
knippen
De kapper knipt haar haar.