Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

spedire
Vuole spedire la lettera ora.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
proteggere
I bambini devono essere protetti.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
giocare
Il bambino preferisce giocare da solo.
spelen
Het kind speelt liever alleen.
dormire
Il bambino dorme.
slapen
De baby slaapt.
preferire
Nostra figlia non legge libri; preferisce il suo telefono.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
estrarre
Come farà a estrarre quel grosso pesce?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
arrivare
L’aereo è arrivato in orario.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
spendere soldi
Dobbiamo spendere molti soldi per le riparazioni.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
combattere
Il corpo dei vigili del fuoco combatte l’incendio dall’aria.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
smontare
Nostro figlio smonta tutto!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
stabilire
La data viene stabilita.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
venire
La fortuna sta venendo da te.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.