Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

malfermi
Ĉu vi bonvole povas malfermi ĉi tiun ladon por mi?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
lavi
Mi ne ŝatas lavi la telerojn.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
forkuri
Nia kato forkuris.
weglopen
Onze kat is weggelopen.
sonorigi
Kiu sonorigis la pordon?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
rigardi
Ŝi rigardas malsupren en la valon.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
ekiri kuri
La sportisto baldaŭ ekiras kuri.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
preferi
Multaj infanoj preferas dolĉaĵojn al sanaj aferoj.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
serĉi
Kion vi ne scias, vi devas serĉi.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
trairi
Ĉu la kato povas trairi tiun truon?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
forigi
Ĉi tiuj malnovaj gumaĵoj devas esti aparte forigitaj.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
skribi al
Li skribis al mi pasintan semajnon.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
serĉi
La polico serĉas la kulpulon.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.