Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

rekompenci
Li estis rekompencita per medalo.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
aparteni
Mia edzino apartenas al mi.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
postkuri
La patrino postkuras sian filon.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
klare vidi
Mi povas klare vidi ĉion tra miaj novaj okulvitroj.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
miksi
Vi povas miksi sanan salaton kun legomoj.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
surprizi
Ŝi surprizis siajn gepatrojn per donaco.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
doni for
Ŝi donas for sian koron.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
generi
Ni generas elektron per vento kaj sunlumo.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
influi
Ne lasu vin influi de aliaj!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
malfermi
La festivalo estis malfermita kun artfajraĵoj.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
importi
Ni importas fruktojn el multaj landoj.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
substreki
Li substrekis sian aserton.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.