Woordenlijst

Tsjechisch – Werkwoorden oefenen

weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
smaken
Dit smaakt echt goed!
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.