Woordenlijst

Marathi – Werkwoorden oefenen

gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.