Woordenlijst

Pools – Werkwoorden oefenen

hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.