Woordenlijst

Indonesisch – Werkwoorden oefenen

gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!