Woordenlijst

Frans – Werkwoorden oefenen

uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
houden
Je mag het geld houden.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
activeren
De rook activeerde het alarm.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.