Woordenlijst

Macedonisch – Werkwoorden oefenen

trekken
Hij trekt de slee.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
vertrekken
De trein vertrekt.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
geloven
Veel mensen geloven in God.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.