Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans
colpire
Lei colpisce la palla oltre la rete.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
prestare attenzione a
Bisogna prestare attenzione ai segnali del traffico.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
risparmiare
La ragazza sta risparmiando il suo denaro da tasca.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
perdonare
Io gli perdono i suoi debiti.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
ringraziare
Lui l’ha ringraziata con dei fiori.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
distruggere
I file saranno completamente distrutti.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
convivere
I due stanno pianificando di convivere presto.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
aspettare
Mia sorella aspetta un bambino.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
gettare
Lui pesta su una buccia di banana gettata.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
lanciare
Lui lancia la palla nel cesto.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
capire
Non si può capire tutto sui computer.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.