Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/83636642.webp
colpire
Lei colpisce la palla oltre la rete.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
cms/verbs-webp/59066378.webp
prestare attenzione a
Bisogna prestare attenzione ai segnali del traffico.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
cms/verbs-webp/96628863.webp
risparmiare
La ragazza sta risparmiando il suo denaro da tasca.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
cms/verbs-webp/115224969.webp
perdonare
Io gli perdono i suoi debiti.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
cms/verbs-webp/101158501.webp
ringraziare
Lui l’ha ringraziata con dei fiori.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
cms/verbs-webp/60625811.webp
distruggere
I file saranno completamente distrutti.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
cms/verbs-webp/67095816.webp
convivere
I due stanno pianificando di convivere presto.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
cms/verbs-webp/119613462.webp
aspettare
Mia sorella aspetta un bambino.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
cms/verbs-webp/82604141.webp
gettare
Lui pesta su una buccia di banana gettata.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
cms/verbs-webp/55128549.webp
lanciare
Lui lancia la palla nel cesto.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
cms/verbs-webp/91997551.webp
capire
Non si può capire tutto sui computer.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
cms/verbs-webp/91442777.webp
calpestare
Non posso calpestare il terreno con questo piede.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.