causare
Troppa gente causa rapidamente il caos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
raccontare
Lei le racconta un segreto.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
spiegare
Il nonno spiega il mondo a suo nipote.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
donare
Lei dona il suo cuore.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.